Het was bijna idyllisch: ons gezin op zondagmorgen, klaar voor de kerkdienst. Althans, pap en mam zaten klaar, de meisjes waren druk in de weer met klei en de oudste had zich sowieso onzichtbaar gemaakt achter de mobiele telefoon. Tot zo ver ons ‘perfecte plaatje’. Want al gauw begon het te rommelen. Gekissebis over de kleuren van de klei en een hysterische middelste toen diezelfde kleuren door de jongste lekker tot een dubieuze nieuwe kleur werden gekneed. Gemopper omdat de livestream onderbroken werd door technische problemen. Manlief die de concentratie er tijdens een kerkdienst op afstand al helemaal niet bij kan houden, laat staan met stilstaand beeld. En ikzelf die nog probeerde een enigszins christelijk sfeertje te behouden. Gedoemd te mislukken natuurlijk. Ik zag mezelf zitten met mijn handen in mijn inmiddels veel te lange corona-kapsel, en vroeg me af of dit niet erg oneerbiedig was. Kinderen zoet houden met klei en een tweede schermpje, een man die tijdens de kerkdienst administratie zit bij te werken en ikzelf zonder focus op waar het de zondagse eredienst om zou moeten draaien. Maar ja, waar zou het de zondagse eredienst nou eigenlijk wèl om moeten draaien? In ieder geval niet om het perfecte plaatje.
Toen zag ik Hem zitten. Tussen de meiden, op Zijn knieën, samen creëren met de klei. Daarna achter manlief, terwijl Hij Zijn hand op zijn schouder legt als dank voor het werk dat hij verzet voor Zijn koninkrijk. En naast de oudste, een arm beschermend om hem heengeslagen tegen het onheil van de grote boze wereld. En toen keek Hij mij aan. “Als jij in Mij blijft, dan blijf Ik in jou.” Immanuel. God met ons. Niet God-via-de-livestream. Niet God-alleen-op-zondag. God met ons in de huiskamer. God met ons in de rommel en de chaos. God met ons iedere dag. God met ons, alle dagen, tot aan de voltooiing van deze wereld. God met ons. Alledaagser wordt het niet. Gelukkig maar.
(Joh. 15:4 en Matt. 28:20)